Questions organize our thinking around something we don't know - Warren Berger
Die quote bleef bij mij hangen. Ze raakte een snaar in iets waar ik al jaren op hamer in mijn werk met coaching en persoonlijke groei: het belang van vragen stellen. Ik heb intussen honderden mensen begeleid, van jonge ontwikkelaars tot doorwinterde tech leads. En telkens kom ik op hetzelfde uit: we leren niet door antwoorden te verzamelen, maar door vragen te stellen.
Toch merk ik dat dit idee vaak moeilijk landt. Iedereen zegt wel dat vragen belangrijk zijn, maar bijna niemand leert hoe je écht goede vragen stelt. En net dat maakt het verschil tussen informatie gewoon ‘verwerken’ en er iets mee kunnen doen.
Warren Berger vat het geniaal samen: vragen helpen ons denken structureren in het aangezicht van het onbekende. Dat is exact wat we nodig hebben in een wereld die steeds complexer wordt. Je lost geen problemen op door nog meer antwoorden te verzamelen. Wat je nodig hebt, zijn betere vragen. Vragen die verkennen, verbinden, uitdagen, en openhouden.
Als we mensen willen helpen om betere vragen te stellen, dan moeten we eerst even stilstaan bij wat een goede vraag eigenlijk is. Want niet elke vraag is even krachtig.
Je hebt bijvoorbeeld gesloten vragen, zoals “Is dit al gedaan?” of “Wanneer is de deadline?”. Ze zijn gericht zijn op snelle, concrete antwoorden. Prima als je iets praktisch moet weten. Maar als je iets echt wil begrijpen, dan zijn die vragen vaak niet genoeg.
Daarom zijn open vragen zo belangrijk. Ze nodigen uit tot verkenning, reflectie en gesprek. Denk aan “Wat speelt hier precies?” of “Waarom werkt dit niet zoals verwacht?”. Dit soort vragen helpen je om je denkkader uit te breiden. Ze openen nieuwe denkkaders, tonen context, leggen verbanden en brengen inzichten naar boven.
Dat is ook waarom ik het soms moeilijk heb met de term oplossingsgericht werken. Want hoewel het goed bedoeld is, zie ik dat mensen daardoor vaak geobsedeerd raken door dé juiste oplossing voor een probleem dat ze eigenlijk nog niet begrijpen. We slaan dan essentiële stappen over. Wat we vaker nodig hebben, is probleemgericht denken. Dat begint met open vragen.
Dat is niet alleen buikgevoel. Onderzoek van John T. Dillon (1988) toont aan dat zo’n 80% van de vragen gesloten zijn in formele contexten (zoals school, werk of meetings). Slechts een klein percentage is open en exploratief, gericht op leren of verandering.
Dat is zonde. Want open vragen zijn net diegene die leiden tot echte gesprekken, samenwerking en innovatie. Ze helpen ons om nieuwe opties te zien, om stil te staan bij onderliggende oorzaken, en om ruimte te maken voor andere perspectieven.
Kleuters zijn van nature nieuwsgierig. Onderzoek toont dat kinderen tussen 2 en 5 jaar in een stimulerende omgeving tot 100 vragen per uur kunnen stellen (Tizard & Hughes, 1984). En volgens een creativiteitstest van NASA (Land & Jarman, 1993) scoort 98% van de 4-jarigen als creatief geniaal. Maar die cijfers kelderen naarmate ze ouder worden.
Wat zorgt ervoor dat we het stellen van vragen, en onze creativiteit, verliezen?
Onderwijs beloont antwoorden, geen vragen
Veel onderwijssystemen zijn gericht op kennisreproductie. Leerlingen worden geëvalueerd op het geven van correcte antwoorden, niet op het stellen van betekenisvolle vragen. Gevolg: nieuwsgierigheid maakt plaats voor zekerheid (Dillon, 1988; Chouinard, 2007).
Sociale druk remt spontaniteit
Tijdens de adolescentie willen jongeren vooral erbij horen. Vragen stellen voelt kwetsbaar en wordt vaak gezien als een teken van onwetendheid. De angst om ‘dom over te komen’ remt jongeren af om zich open en vragend op te stellen (Ryan & Deci, 2000).
Ervaring leidt tot automatismen
Naarmate we ouder worden, vormen we mentale modellen die ons helpen snel beslissingen te nemen. Dat is efficiënt, maar ze verminderen ons kritisch denken en onze nieuwsgierigheid. We leunen op veronderstellingen omdat dit cognitief minder belastend is dan vragen stellen (Kahneman, 2011).
Prestatiecultuur ontmoedigt kwetsbaarheid
In veel werkomgevingen wordt kennis gelijkgesteld aan controle en autoriteit. Een vraag stellen stellen kan gezien worden als een teken van gebrek aan expertise, wat een risico’s is voor je status of carrière. Daardoor vermijd je vragen, vooral in formele of hiërarchische settings (Edmondson, 1999).
Imposter syndrome voedt zelftwijfel
Hoe meer expertise je opbouwt, hoe meer je beseft wat je nog níet weet. Dat kan leiden tot zelftwijfel en de vrees om ‘door de mand te vallen’. Die onzekerheid maakt het moeilijker om vragen te stellen, uit angst het verkeerde te zeggen (Clance & Imes, 1978).
Kortom: gaandeweg leren we, vaak onbewust, om minder te vragen. Toch zijn precies die vragen essentieel voor leren, samenwerking en innovatie. In plaats van vragen te zien als een teken van zwakte, moeten we ze erkennen als een vorm van intellectuele moed en professionele groei.
Nee, natuurlijk niet. Het is net zo onproductief om alles constant in twijfel te trekken als om alles blind aan te nemen. Onze ervaring en assumpties zijn nuttig, want ze helpen ons snel beslissen en efficiënt werken. In veel situaties is dat gewoon prima.
Wat ik wél voorstel, is iets anders. Bouw bewuste momenten van vertraging in. Las ruimte in om even los te komen van het dagelijkse gedoe en om even stil te staan. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Klopt dit nog? Wat willen we echt bereiken?
Dat zijn de momenten voor open vragen. En geloof me: je zal verbaasd zijn over wat er dan naar boven komt. Nieuwe inzichten, scherpere keuzes, oplossingen die je nooit had gezien als je gewoon was blijven doorduwen.
Je hoeft niet altijd alles in vraag te stellen. Maar soms… is het precies dat wat je vooruithelpt.